Vandaag zullen we eens en blik werpen op een bijbelgedeelte in Mattheüs 25. We zullen eerst beschrijven hoe dit door de christenzionisten wordt uigelegd; het gaat hier nl om de periode waarin Jezus Christus inmiddels naar de aarde teruggekeerd zal zijn en Hij er een grote oordeelstroon op heeft laten richten waar alle volken van alle eeuwen door Hem zullen worden geoordeeld. Hier worden de “bokken” van de “schapen” van elkaar gescheiden en de schapen (ofwel de “rechtvaardigen”), zullen het eeuwige leven binnengaan. De “bokken” echter staan symbool voor de “vervloekten” die in tegenstelling met de rechtvaardigen voor eeuwig naar de “poel des vuurs” (ofwel de hel) zullen worden verwezen. We zullen er daarnaast de ware bijbelse betekenis van geven.
Het Eeuwige Vuur in Omwille van de Joden.
Het is hier van belang op te merken dat die volken die naar het eeuwige vuur zullen worden verwezen, deze eeuwige straf volgens de christenzionisten vnl. ondergaan omdat zij de Joden in hun midden gedurende hun aardse bestaan kwalijk behandeld zouden hebben. Men gaat daarbij uit van Mattheüs 25:31-46. Daar lezen we dit:
“Wanneer de Zoon des mensen komen zal in al Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërft het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij bekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zulen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te tenen gegeven? Of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn”Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorsti geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was een veeemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis en u hebt Mij niet bezocht.Dan zullen ook dezen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan. En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.”

Wie Zijn de “Geringste Broeders”?
Zoals de christenzionisten deze bijbelverzen uit Mattheüs 25 uitleggen, zijn de “schapen” ofwel de “rechtvaardigen” degenen die tijdens hun leven op aarde de Joden op alle mogelijke wijzen zullen hebben gesteund door hen te eten te geven, gastvrij te onthalen, te kleden, te bezoeken. Zij zullen dan het “eeuwige leven” ofwel de hemel binnengaan. De “Bokken” echter, diegenen die zich aan de linkerhand van Jezus bevinden, zullen dit alles níet hebben gedaan; zij hebben de Joden juist vervolgd of zijn op zijn minst “neutraal” tegenover hen geweest. Daar zij de Joden nooit gesteund hadden, worden de “vervloekten” in tegenstelling met de “rechtvaardigen”, naar de eeuwige hel verwezen. De christenzionisten baseren hun stelling op het feit dat Daar Jezus een “Jood” is, het Joodse volk als geheel Zijn “geringste broeders” zouden zijn. En dit maakt weer dat het hier eerder om een “etnisch “evangelie” gaat waarbij de wáre geestelijke betekenis uit het oog verloren is. Door hen gedurende hun aardse leven goed te behandelen, hadden de “schapen” ook Jezus zo behandeld; door hen slecht te behandelen, hadden de “bokken” ook Jezus zo behandeld. De eerste groep word voor eeuwig gezegend, de tweede voor eeuwig vervloekt. Maar … wíe zijn nu precies die “geringste broeders” waar Jezus in Mattheüs 25 over spreekt? Om dit te weten te komen, zullen we ons tot het Evangelie naar Markus wenden. In hoofdstuk 16 lezen we vanaf ver 1 tot 5 dat nadat Marai en Salome het graf waar het lichaam van Jezus in lag nadat Hij van het kruis was afgenomen, binnengegegaan waren, dit leeg aantreffen; Jezus blijkt dat intussen uit de dood te zijn opgestaan. Een engen (een jongeman gekleed in een wit kleed, vertelt hen dat Jezus intussen verrezen is:
“Maar hij zei tegen hen: Wes niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden. Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.” (verzen 6-7)
De eerste aan wie Jezus Zich na Zijn opstanding openbaart, is Maria Magdalena. Die vertelt dit later aan “hen die bij Hem geweest waren” ofwel Zijn discipelen. Nadat Maria Magdalena hen dit verteld heeft, kúnnen Jezus’ discipelen dit gewoon niet geloven. Ook nadat de twee “Emaus-gangers” de discipelen hebben verteld dat Jezus Zich aan hen vertoond had, geloven de discipelen hen niet. Maar:
“Later is Hij geopenbaard aan de elf, terwijl zij aanlagen, en Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen niet geloofd hadden die Hem gezien hadden nadat Hij opgewekt was.” (vers 14)
Hier zien we dat het Zijn discipelen én hen die bij Hem waren en in Hem geloofd hadden als de Messias, Verlosser en Heer, degenen waren die zijn “geringste broeders” waren. Zou nu het Joodse volk als geheel deze “geringste broeders” zijn, dan zou het logisch en ook te v erwachten zijn dat Jezus Zich niet slechts aan Zijn disciipelen zou hebben geopenbaard maar aan het Joodse volk als geheel! Maar dit blijkt niet het geval. En zou Hij dit tóch gedaan hebben, dan zou Jezus dan ook verschenen moeten zijn aan de Farizeeën en de meerderheid van de Joden die Hem juist aan het kruis gebracht hadden, en dit zou al helemáál vreemd zijn geweest, want zij waren toch ook “Joden”? Nee, Jezus verscheen na Zijn opstanding uit de dood slechts aan hén die al in Hem als de Messias geloofden! Dat het hier om Christenen (zowel Joden als niet-Joden) als de “geringste broeders” van Jezus gaat, wordt nog duidelijker uit wat we bijvoorbeeld in de zendbrief van de apostel Paulus aan de Corinthiërs lezen:
“Maar ik roep u ertoe op, broeders, door de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat u allen eensgezind bent in uw spreken, en dat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat u hecht een aaneengesmeed bent, één van denken en één van gevoelen.” (1 Corinthiërs 1:10)
“Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.” (2 Corinthiërs 1:8)
Paulus spreekt hier over Christenen als “broeders” en niet over de “Joden” als zodanig. En dit doet hij eveneens in zijn overige zendingsbrieven aan de verschillende kerken.
In het Evangelie naar Mattheüs wordt het pas goed duidelijk wíe de “geringste broeders” van Jezus wel zijn:
“En terwijl Hij nog tot de menigte sprak, zie, Zijn moeder en broers stonden buiten en zochten Hem om met Hem te spreken. Iemand zei tegen Hem: Zie, Uw moeder en Uw broers staan buiten en zoeken U om met U te spreken. Maar Hij antwoordde en zei tegen hem die dat tegen Hem zei: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broers? En Hij strekte Zijn hand uit over Zijn discipelen en zei: Zie, Mijn moeder en Mijn broers. Want wie de wil van Mijn Vader doet, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.” (Mattheüs 12:46-50)
En in Mattheüs 10:42 lezen we:
“Want wie een van deze kleinen slechts een beker koud water te drinken geeft omdat hij een discipel is, voorwaar, Ik zeg u: hij zal zijn loon beslist niet verliezen.”
Als iemand (wie dan ook) zelfs maar een beker koud water aan “een van deze kleinen” ofwel een der “geringsten” zou geven (omdat hij dan dorst zou hebben) zou de gever hiervoor beslist worden beloond! Tot hem zal Jezus later zeggen dat Hij dorst had geleden en hij Hem te drinken had gegeven. Als hij dan zal vragen wannéér hij Jezus dorstig gezien zou hebben, zal Jezus hem antwoorden: “Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven.” (Mattheüs 25:35), en: “Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders hebt gedaan, hebt u dat voor Mij gedaan.” (vers 40)
De Omstandigheden van de “Geringste Broeders” van Christus in het Hedendaagse Israël.
Als we vandaag de dag naar Israël kijken (wat eigenlijk het “paradepaardje” der christenzionisten is), zien we dat de Palestijnse Christenen er het erg moelijk hebben; zij worden er vervolgd door Joden. En het zijn deze Joden (die door de christenzionisten verheerlijkt, geglorifieerd en zo gerespecteerd worden) die het leven voor de Palestijnse “geringste broeders” van Jezus zo zuur maken! https://www.youtube.com/watch?v=d6vC9YwlARg (“Israeli Persecution of Christians in the Holy Land 60 Minutes”) De “geringste broeders” van Jezus Christus zijn dus niet “de Joden” zoals de christenzionisten standvastig en krachtig beweren; het zijn nl. o.a. deze Palestijnse Christenen! En de Joden die hen vervolgen verdrukken en zo treiteren; zíj zullen hen beslist niet te drinken geven om er hun dorst mee te lessen, zij zullen hen beslist niet gastvrij onthalen, zij zullen hen beslist niet bezoeken mochten zij ziek zijn etc. Het zij n zíj die nl. de “bokken” in Mattheüs 25 zijn! En wat lazen we ook alweer over het lot wat hén zal treffen die de “geringste broeders” niet zullen hebben geholpen? Juist:
“En dezen zullen gaan in de eeuwige straf….” (Mattheüs 25:46)
Het wordt eens hoog tijd dat de christenzionisten hun gezond verstand (waarvan te hopen is dat zij dit ook echt hébben) eens zullen gaan gebruiken. We zouden hen de “zwarte schapen” binnen God’s wereldwijde kerkelijke famile kunnen noemen. Door als één man achter Israël te gaan staan, hebben zij de kant van de Joodse vervolger van de “geringste broeders” van Christus gekozen en hebben zich hiermee tezamen met de Joden tégen Christus gekeerd. En of we een “zegen” zouden ontvangen als we Israël (op welke wijze ook) zouden steunen? Als de christenzionisten er dan toch op staan een “zegen” te willen ontvangen van God voor hun steun aan Israël (en daarmee hun steun aan de Joodse terreur tegen de Palestijnse Christenen), dan zou Mattheüs 25:46a weleens ook hún deel kunnen worden! Ze zijn dus gewaarschuwd!

Joden als Enig Uitverkoren en Verheven “Volk van God.”
In vele artikelen en boeken van christenzionisten over Israël en het Joodse volk vinden we steeds weer diezélfde rode draad terug: slechts Israël én het Joodse volk zijn door God uitverkoren. Zéker, de Christenen zijn dit ook zo maken zij ons duidelijk. Maar als we nagaan hóe zij over Israël, het Joodse volk aan de ene kant en de Christenen aan de andere kant schrijven, blijkt het dat Israël en het Joodse volk toch een hogere plaats hebben dan de Christenen. Al de overige (niet-Joodse volken plus de Christelijke Kerk) hangen er hier maar als een “vijfde wiel aan de wagen” bij. En weet u, dit is nu precies wat ook wijlen Menachem Begin, van 1977 tot 1983 de zesde premier van Israël dacht. Die verwoordde het slechts op een andere wijze dan de christenzionisten nu doen. Hij zei ooit eens het volgende:
“Ons ras is het meesterras. Wij zijn de goden op deze planeet. Wij v erschillen evenzeer van de inferieure rassen als zij” (verschillen) “van insecten.”
Natuurlijk, iets dergelijks zullen de christenzionisten nooit over anderen zeggen. Maar door hun absurde geloof in het Joodse volk als “God’s uitverkorenen” terwijl zelfs de Kerk bij hen tegenover dit volk een lagere plaats inneemt, komt dat wat Begin eens zei, bij hen in verhulde vorm toch naar voren. En in de plaats waar Begin na zij dood nu al lange tijd verblijft, valt het zeer te betwijfelen of hij zich nu nóg als een van “de goden van deze planeet” voelt. Hij was nl. een van de vele “bokken” die de geringste Palestijnse broeders van Christus Jezus tijdens zijn leven in Israël onderdrukte. En zo leefden en dachten/denken ook Ariel Sharon, rabbijn Ovadia Yosef, Ehud Barak, Shimon Peres, Benjamin Netanyahu. En nogmaals: als de christenzionisten er tóch op blijven staan een “zegen van God” te ontvangen door dergelijke racistische lieden te steunen en te huldigen als “goden”, is de kans zeer reëel aanwezig dat ook zíj de ” eeuwige straf” deelachtig zullen worden!
Ton Nuiten – Vrijdag 9 November 2017.