Zoals bekend, zijn er in de annalen der geschiedenis vele historische gebeurtenissen te vinden. Eén van die gebeurtenissen is de verwoesting van de Romeinse havenstad, Pompeii in Italië in 79 AD. Voorafgaande aan de ondergang van deze stad, was de vulkaan, de Vesuvius, die er een eind van verwijderd lag, actief in deze, dat die al enige dagen of weken aan het rommelen was. In die dagen waren de straten van Pompeii gevuld met feestvierders die er waren en die het feit vierden dat de Romeinse keizer, Augustus (waaraan we de maand Augustus te danken hebben), tot “God” verklaard was. Tegelijkertijd echter, werd er ook de Vulcania gevierd, een feest wat aan een der goden, de god Vulcanus gewijd was. Hoewel de tekenen van een mogelijk naderende ondergang van Pompeii goed zicht- en hoorbaar waren (de geweldige rookontwikkeling, het gerommel), is het mogelijk dat de feestende inwoners ervan dit als een goed teken zouden hebben kunnen beschouwd; door een feest ter ere van Vulcanus te houden, bewees de god op zijn beurt dat dit hem behaagde en dat zou hij dan doen met de genoemde rookontwikkeling en het gerommel binnen in de vulkaan. Pas toen de vulkaan wérkelijk op uitbarsten stond en de inwoners hier uit hun feestroes werden gehaald, merkten die dat het voor de meesten van hen nu te laat zou zijn om nog op tijd de vlucht te nemen. En zo kon het geschieden dat die (samen met de dieren die er ook waren), brede lagen van verschroeiend as en puin uit deze vulkaan over zich heen kregen, waarbij die zo een vreselijke dood stierven. De finale uitbarsting van de vulkaan moet zo onverwachts zijn geweest dat de overblijfselen vele van de slachtoffers op hun vlucht goed bewaard zijn gebleven; de geweldige as-lagen hadden hadden die als het ware “gebalsemd” waardoor het op hun gezichten af te lezen was, vlak voor de verwoesting van Pompeii, hoe bevreesd die wel niet moeten zijn geweest. Her is een video over de ondergang van Pompeii: youtube.com/watch?v=rduUDoy3dYE
De Komende Dag Des Heeren: Plotseling & Onverwacht.
In verband met de bovenstaande beknopte geschiedenis over de ondergang van Pompeii, zouden we iets over de Komende Dag Des Heeren willen zeggen. Die Dag Des Heeren houdt op zijn beurt weer verband met de terugkeer van Christus Jezus naar deze aarde, en dit dan (letterlijk), de laatste dag van de menselijke geschiedenis zoals wij die kennen, zal zijn. Over deze dag lezen we er het volgende in de Bijbel:
“Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden.” (2 Petrus 3:10)
Deze Dag des Heeren zal dus komen “als een dief in de nacht”, hetgeen dus wil zeggen dat die plotseling en onverwacht plaats zal vinden. Nu, een dief wanneer die van plan is ergens in te breken, zal -uiteraard en hoe kán het ook anders- nooit van tevoren bekend maken, wanéér en wáár hij dit zal gaan doen; die komt onverwacht en (zoals gebruikelijk), vaak in de nacht. Zo zal dit ook met de Dag des Heeren het geval zijn wanneer Jezus eenmaal plots voor eenieder zichtbaar zal verschijnen.
Jezus & de Farizeeën: de Komst van het Koninkrijk van God.
Ooit vroegen de Farizeeën aan Jezus wanneer het Koninkrijk van God zou komen:
“En toen Hem door de Farizeeën gevraagd werd wanneer het Koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij hun en zei: Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze. En men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen in u. En Hij zei tegen de discipelen: Er zullen dagen komen dat u ernaar verlangen zult één van de dagen van de Zoon des mensen te zien, en u zult die niet zien. En zij zullen tegen u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij: Ga er niet heen en ga en iet achteraan. Want zoals de bliksem flitst van de ene plaats onder de hemel en naar de andere plaats onder de hemel licht, zo zal ook de Zoon des mensen zijn op Zijn dag. Eerst moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit mensengeslacht.” (Lukas 17:20-25)
De Eerste Komst van het Koninkrijk van God: de Kerk van Christus Jezus.
We zullen, vóór we verder gaan, hier eerst een uitleg van geven. Nadat de Farizeeën Hem die vraag over de komst van het Koninkrijk Gods gesteld hadden, antwoordde Jezus hen dat dit Koninkrijk ongemerkt zou komen. Dit nu, lijkt in tegenspraak te zijn met de voor iedereen zichtbare komst van de Dag des Heeren. Hoe vallen die dingen nu met elkaar te verzoenen? Wát Jezus nu bedoelde te zeggen dat dit Koninkrijk “niet op waarneembare wijze” zou komen, is dat dit juist op de Pinksterdag verscheen; hier lezen we in Handelingen 2 over. Toegegeven, op die dag verscheen dit Koninkrijk oom weer niet zó “onopgemerkt”, maar waar het hier om gaat, is dat het door de buitenwereld (de Farizeeën), niet als zodanig herkend werd. Elders in Lukas lezen we er het volgende over:
“En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God gezien hebben.” (Lukas 9:27)
Jezus had het hier dus over mensen van Zijn tijd. Voor hun dood, zouden zij er getuige van zijn van de komst van dit Koninkrijk Gods. Aangezien het hier dan niet over de Dag des Heeren gaat, kan hier alleen maar de Kerk van Jezus, het “Nieuwe Israël, mee zijn bedoeld. En de komst van dit Koninkrijk had als gezegd, plaats op de Pinksterdag in Handelingen 2. In Lukas 17 lezen we verder dat nadat Jezus de Farizeeën had verteld dat dit Koninkrijk “binnen in u” was, Hij Zich daarna wendde tot Zijn discipelen (verzen 21-22) En o deze wijze maakt Hij de Farizeeën kenbaar dat zij het komende Koninkrijk Gods zouden vormen. Zijn discipelen bevonden zich als het komende Koninkrijk “binnen in u” ofwel zij bevonden zich onder hen. Dit Koninkrijk, de Kerk, was en is een voorafschaduwing van dat Koninkrijk Gods wat Jezus ná eenmaal te zijn teruggekeerd, overal op aarde brengen zal. En dit zal dan gebeuren, ná de Dag des Heeren waarbij de hemelen, de aarde en de elementen zoals we die nu kennen, zullen zijn versmolten door vuur. Het zal dan zijn dat het volgende in vervulling zal gaan wat we in het laatste Bijbelboek, Openbaring, beschreven zien:
“En ik” (schreef Johannes), “zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel. , gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw of jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar. En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn.” (Openbaring 21:1-7)
De Komende Dag des Heeren: en Iedereen Gaat Gewoon Zijn Gang.
Na het een en ander te hebben uiteengezet over de eerste komst van het Koninkrijk van God, gaan we nu naar de komst van de definitieve Dag des Heeren. Hiervoor gaan we weer terug naar Lukas 17:
“En zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen. Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk en zij werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen om deed komen. Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Op de dag echter waarop Lot uit Sodom wegging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en bracht hen allen om. Evenzo zal het zijn op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.” (verzen 26-30)
War we hier lezen is datgene wat we ook weer bij de inwoners van Pompeii zagen: Ondanks de tekenen van de naderende ondergang van de stad, vierde iedereen er feest. Zij meenden dat het ondanks al het gerommel en de geweldige rookontwikkeling van de Vesuvius allemaal wel mee zou vallen. Deze tekenen echter, waren de “weeën die aan de ramp vooraf gingen, maar de feestvierders schonken hier -aanvankelijk- weinig aandacht aan; pas toen de ramp onafwendbaar bleek te zijn, trachtte men er de vlucht te nemen, maar toen was het voor hen te laat: Zij allen (of in ieder geval de meesten van hen), kwamen hierbij om. De “weeën” die aan de Dag des Heeren vooraf zullen gaan, zullen een aanvang nemen in een tijd van gerustheid en vrede. Aan de gelovigen in Thessalonica, schreef de apostel, Paulus, hen (en in het verlengde ook ons), er het volgende over:
“Maar wat de tijden en gelegenheden betreft, broeders, is het u niet niet nodig dat men u schrijft. Want weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.” (1 Thessalonicenzen 5:1-3)
Hoewel de Dag des Heeren zelf plotseling plaats zal vinden, zullen er ook hier, net zoals dit voor de inwoners van Pompeii het geval was, de “weeën” (met betrekking tot wat Paulus tegen de Thessalonicaanse Christenen schreef, sprak hij over de “barensweeën een zwangere vrouw”), vooraf aan gaan. En net als de inwoners van Pompeii feest bleven vieren, zullen er ook in de dagen van de Zoon des mensen zijn die zónder op deze tekenen te letten, gewoon hun gang gaan wat huwelijk, eten en drinken, plante en bouwen betreft. Het zal hen dan niet interesseren of er sprake zal zijn van een Dag des Heeren of niet. Onder hen kunnen we ook de atheïsten stellen die nooit in het bestaan van God geloofd hebben. De vraag doemt dan hierbij op: Als zij dan nooit in God geloofd hebben (laat staan in een komende Dag des Heeren), waar geloven zijn dán in? Is dan de zogenaamde evolutietheorie dan hun enige houvast? Maar ook hier heeft Petrus, nu lang geleden, over geschreven:
“Dit moet u allereerst weten, dat er in het laatste der dagen spotters zullen komen, die naar hun eigen begeerten zullen wandelen en zeggen: War blijft de belofte van Zijn komst? Want vanaf de dagen dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen zoals vanaf het begin van de schepping. Want willens en wetens is het hun onbekend dat door het Woord van God de hemelen er reeds lang geweest zijn, evenals de aarde, die uit water oprijst en in water vaststaat. Daardoor is de wereld die er toen was, vergaan, overspoeld door het water. Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.” (2 Petrus 3:3-7)
Het zal misschien bekend zijn dat de geleerden die de evolutietheorie aanhangen, weinig of geen geloof hechten aan wereldomvattende rampen zoals de zondvloed. Volgens hen heeft de mensheid en al het andere zich door die lange eeuwen heen, zich geleidelijk aan geëvolueerd. Dat er ooit eens wérkelijk een wereldomvattende zondvloed plaats heeft gevonden, wordt door hen dan ook afgewezen. Voor de goede orde: we hebben het hier niet over álle atheïsten die hiermee zouden spotten; er zullen er ongetwijfeld ook zijn die dit gewoon niet doen. Maar voor iedereen is het de vermaning om zich voor te bereiden op de komst van de Grote Dag des Heren door eerst Christus Jezus als de énige Weg tot God, als Redder en Zaligmaker te accepteren; zónder Hem (Die “de Weg, de Waarheid en het Leven is (Johannes 14:6), zal men geen deel uit kunnen maken van het komende Koninkrijk Gods op aarde. Door Christus als zodanig te aanvaarden (dus niet slechts als een “goed Leraar” of een “goed mens”), laat men zich inschrijven in het Boek des Levens van het Lam Gods. Want nadat er een eerste opstanding van de doden (van hen, die in Christus gestorven zijn), zal er daarna nog een tweede opstanding van doden plaatsvinden. Ook hiervan lezen we weer in het boek Openbaring:
“En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk va de dood werden in de poel van vuur geworpen. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.” (Openbaring 20:11-15)
Allereerst zullen de doden die vanaf begin der wereld tot dan toe zullen hebben geleefd, worden geoordeeld op grond van hun werken (dat is: wat zij gedurende hun leven allemaal zullen hebben gedaan). De nadruk moet hier echter worden gelegd of zij ook wel ingeschreven staan in het boek des levens. Want ook al zou iemand zich tijdens zijn/haar leven keurig hebben gedragen, als daarvan op de Grote Oordeelsdag zal blijken dat zij nooit in dit boek des levens ingeschreven waren, ook zij alsnog naar de eeuwig brandende poel des vuurs zullen worden verwezen. Voor die niet-gelovigen die nu een keurig en net leven leiden, komt dit nogal hard over: “Ik héb mij gedurende mijn leven toch altijd keurig en netjes gedragen? Waarom dan toch!” De Bijbel leert echter, dat we in de ogen van een Heilig God, allemaal zondaars zijn. Wij allemaal, zijn immers zo geboren. En hoe goed we het allemaal tijdens ons leven hebben gedaan (en dit nóg doen), ons uiterst keurige gedrag zal ons beslist niet in de hemel bij God brengen. God heeft eenieder van ons (ongeacht of we Joods, niet-Joods of van wélke nationaliteit we ook zijn), slechts één Weg tot verlossing aangeboden: de God-Mens Christus Jezus, door Wie we alleen tot God kunnen komen:
“Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd.” (1 Timotheüs 2:5-6)
Zoals het bekende spreekwoord zegt, “leiden alle wegen wel naar Rome”, maar er is slechts één Weg, Die naar God (en Zijn hemelse Koninkrijk) toe leidt: De énige Weg, de énige Waarheid én het énige Leven; Christus Jezus. Zónder Hem zal men God en Zijn komende Koninkrijk nooit zien laat staan er binnengaan. Daarom is het belangrijkste besluit wat we nu kennen nemen, is dat we Jezus vandaag nog als onze énige Redder en Zaligmaker zullen accepteren. een eenvoudig gebed hiertoe, in alle oprechtheid uitgesproken, zou bijvoorbeeld kunnen zijn:
“Heere God, ik erken dat ik een zondaar ben; ik kan van mijzelf (hoe goed ik tot nu toe ook heb geleefd), niets doen om te worden gered. Maar ik erken Jezus als de énige Weg tot behoud. Daarom accepteer ik Hem vandaag als mijn Redder en Verlosser.”
Als u dit inmiddels gedaan mocht hebben, dan bent u ervan verzekerd dat God uw gebed heeft verhoord en dan van nu aan zijn zoon/dochter bent! Voor degenen die dit (nog) niet mochten hebben gedaan: Stel het niet uit; doe het nú, op dit moment. In verband met deze bijbelstudie zouden we nog willen verwijzen naar de recente uitzending van TruNews van afgelopen 26 november j.l. trunews,com/stream/the-dream-that-scared-the-hell-out-of-rick-wiles
Ton Nuiten – Vrijdag 13 December 2019.