We zullen deze post beginnen met een gedeelte uit het Nieuwe Testament:
“Toen nu de Heere bemerkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes -hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen- verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea. En Hij moest door Samaria gaan. Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had. En daar was de bron van Jakob. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeit geten haar: Geef Mij te drinken. Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen. De Samaritaanse vrouw dan zei tegen Hem: Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? (Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen.) Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben. De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan het levende water vandaan? Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden? Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.” (Johannes 4:1-15)
Het zal waarschijnlijk wel duidelijk zijn dat het water waardoor men als dit eenmaal ontvangen was en dan geen dorst meer zou krijgen, niet het gewone water is, wat we dagelijks drinken; dit “levende water” staat symbool voor de Heilige Geest Die ieder die in Jezus gaat geloven, zal ontvangen. De Samaritaanse vrouw was echter van mening dat het hier wérkelijk om gewoon water ging. Verderop in dit verhaal, maakte Jezus Zich aan de vrouw bekend als de lang verwachte Messias. (verzen 25-26)
Jezus & zijn Gelijkenis (Parabel) over “De Barmhartige Samaritaan.”
Elders in het Nieuwe Testament lezen we over een wetgeleerde die Jezus wilde verzoeken (verleiden) door Hem een strikvraag te stellen. (De Farizeeën en wetgeleerden deden dit in die tijd wel vaker om Hem zover te krijgen dat Hij er mogelijkerwijze een verkeerd antwoord op zou geven; zou Hij dit ook maar éénmaal hebben gedaan, dan hadden zij een reden om Hem te kunnen beschuldigen van overtreding van de wet van Mozes om Hem daarna aan te kunnen klagen; dit is hen echter nooit gelukt). Het verhaal over Jezus en de wetgeleerde gaat als volgt:
“En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Hij zei tegen hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar? Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Hij zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doe dat en u zult leven. Maar hij wilde zich rechtvaardigen en zei tegen Jezus: Wie is mijn naaste? Jezus antwoordde en zei: Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die hem de kleren uittrokken, hem daarbij slagen toedienden en hem bij hun vertrek halfdood lieten liggen. Toevallig kwam er een priester langs diezelfde weg, en toen hij hem zag, ging hij aan de overkant voorbij. Evenzo ging ook een Leviet, toen hij op die plek kwam en hem zag, aan de overkant voorbij. Maar een Samaritaan die op reis was, kwam in zijn buurt, en toen hij hem zag, was hij met innerlijke ontferming bewogen. En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden en goot er olie en wijn op. Hij tilde hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem. En toen hij de volgende dag wegging, haalde hij twee penningen tevoorschijn, en hij gaf ze aan de waard en zei tegen hem: Zorg voor hem, en wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terugkom. Wie van deze drie denkt u dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers gevallen was? En hij zei: Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft. Jezus zei tegen hem: Ga heen en doet u evenzo.” (Lukas 10:25-37)
Laten we deze twee geschiedenissen (de een over de Samaritaanse vrouw en de ander een parabel over een “barmhartige Samaritaan die in tegenstelling met de priester en de Leviet, medelijden met het slachtoffer van de rovers gekregen had en hem geholpen had) eens nader bekijken. De Samaritaanse vrouw was maar al te verbaasd over de vraag van Jezus om Hem water te geven. Want zij (en haar verwanten) wisten maar al te goed dat Joden geen sociaal verkeer met hen hadden. De Joden uit Jezus’ tijd keken namelijk met minachting neer op de Samaritanen. En dit komt ook weer tot uiting bij de wetgeleerde die aan Jezus vroeg, wie “mijn naaste” wel niet was (zij het met dien verstande dat hij en de overige wetgeleerden, Farizeeën en Joden met minachting neerkeken op eenieder die wat etnische afkomst aangaat, niet tot hun groep behoorde.) Jezus doorzag de wetgeleerde met zijn strikvraag en het is om die reden dat Hij hem een gelijkenis vertelde waarin een niet nader genoemde Samaritaan er de hoofdrol van “humanist” in vervulde; kortom: Jezus wist dat de wetgeleerde en de rest van de Joodse priesterschap met minachting neerkeken op de Samaritanen en daarom leerde Hij de geleerde deze les over de “Barmhartige Samaritaan.” In die tijd al, was het de (toen nog niet op schrift gestelde orale Talmud, die er een dominerende invloed op de Farizeeërs en de Joden had. En die leert dat alleen Joden “mensen” zijn terwijl de overige niet-Joodse volken hierbij in het niet vallen en in dit demonische, onheilige werk slechts als “dieren” (beesten) worden gezien en ook als zodanig beschouwd!
“En Hij Moest Door Gaza Gaan.”
Het zal nu waarschijnlijk overbodig zijn om dit nog eens te herhalen, maar velen weten nu, dat de Palestijnen er in Israël (in het bijzonder in Gaza) het slecht te stellen hebben onder de Israëlische bezetting van hun land; dit is namelijk al lang geen geheim meer. En de wrede onderdrukking van de Palestijnen door een wrede en medogenloze Israëlische overheid, is nu al meer dan zeventig jaar aan de gang. Laten we doen alsof Jezus vandaag de dag met Zijn discipelen rond zou trekken in Israël waarbij Hij er het Evangelie verkondigt. En laten we nu om die reden het verhaal over de Samaritaanse vrouw eens op een ietwat andere wijze verhalen:
“Toen nu de Heere merkte dat de rabbijnen gehoord hadden dat Jezus meer discipelen maakte dan Johannes -hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen- verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea. En Hij moest door Gaza gaan. Hij kwam dan bij een stad, Gazastad genoemd. En daar was nu een bron. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Er kwam een vrouw uit Gazastad om water te putten. Jezus zei tegen haar: Geef Mij te drinken. Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen. De Palestijnse vrouw dan zei tegen Hem: Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Palestijnse vrouw ben? (Want Joden hebben geen omgang met Palestijnen in Gaza). Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben. De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, U hebt geen emmer en de put is diep, waar hebt U dan het levende water vandaan? Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie drinkt van het water wat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst mee zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.”
Dat wat we hier hebben gedaan (het woord “Samaritaanse vrouw” vervangen met “Palestijnse vrouw”), zouden we ook toe kunnen passen op de parabel van Jezus over de “Barmhartige Samaritaan” waar we dit zouden kunnen vervangen met de “Barmhartige Palestijn.”
Ontheiliging Christelijke Gebouwen in Israël: een Terugkerend Talmudisch Ritueel.
Uit zowel de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw en de parabel van Jezus over de “Barmhartige Samaritaan”, is maar al te duidelijk af te leiden hoezeer het racisme er het het Jodendom onder de Farizeeën en wetgeleerden doorgedrongen had. Vandaag de dag zijn het er voornamelijk de Palestijnen die er onder dit Joods-Talmudisch racisme te lijden hebben. Want dit racisme is regelrecht terug te voeren tot de antichristelijke Joodse Babylonische Talmud. En die had er destijds al een zekere invloed onder de wetgeleerden en Farizeeërs gekregen. En ook nu, vandaag de dag, heeft de Talmud, meer dan ooit, een flinke impact op de dagelijkse levenswandel van de orthodoxe Joden in Israël. En de Palestijnen (hoewel die zelf onkundig zouden kunnen zijn dat het de Talmud is die er het leven van deze Joden bepaalt), voelen dit regelmatig aan den lijve. En dat is voornamelijk het geval met de Palestijnen in Gaza zoals al duidelijk gemaakt. Het is nu echter ook geen geheim meer dat het regelmatig ontheiligen van christelijke gebouwen in Israël (zoals bijvoorbeeld kloosters), er eveneens een steeds weer werderkerend Talmudisch ritueel blijkt te zijn. Het is Michael Hoffman, die hier recent weer eens de aandacht op had gevestigd; een artikel hierover, wat hij destijds op dinsdag 1 april 2014 op zijn site had gepubliceerd, werd nadat hij dit bewerkt en geupdated had, weer op 19 december j.l. opnieuw gepubliceerd. revisionistreview.blogspot.com/2014/04/israeli-vandals-spray-jesus-is.html Zijn artikel heeft hij de titel, “De Talmudische Mentaliteit in Actie” meegegeven en we lezen er dat Israëlische vandalen er met verfspuitbussen beledigende en kleinerende teksten over Jezus en Maria op kloostermuren hadden aangebracht: “Jezus is een aap” en Maria is een koe.” En deze handelswijze van Israëlische vandalen in Israël is er nu een automatisme geworden.
Talmudische Rituelen binnen de Al-Aqsa-Moskee.
Mochten we denken dat het alleen christelijke gebouwen zoals kloosters, kerken etc. zijn, die vaak het doelwit van ontheiliging zijn, ook islamitische heiligdommen worden hierbij niet ontzien. Zo zijn er enige tijd geleden Talmudische rituelen uitgevoerd binnen de Al-Aqsa-moskee:
“Op dinsdagmorgen arresteerden Israëlische soldaten de bewaker van de Al-Aqsa-Moskee terwijl de moskee bestormd werd door illegale kolonisten, zo deelde de Middle East Monitor mee. Onder bescherming van de Israëlische politie trokken groepen kolonisten onder leiding van het Knesset-lid, de orthodoxe Israëli Yehuda Glick, door de Al-Maghrebi-poort het gebouw binnen, deden er gebeden en voerden er rituelen uit. Glick werd waargenomen met de kolonisten terwijl hij een foto nam die hem nadat hij er zijn rituelen had uitgevoerd, vergezelden. Op bijna dagelijkse basis vallen Israëlische kolonisten de Al-Aqsa-moskee binnen en voeren er op de binnenplaats Talmudische rituelen uit terwijl de Israëlische bezettingsmacht de toegang voor islamitische aanbidders gedurende die tijd weigert of beperkt. Sinds minister-president Netanyahu een verbod voor Knesset-leden om de heilige islamitische plaats te bezoeken heeft opgeheven, is het aantal leden van de Knesset die de Al-Aqsa-moskee bestormen, in recente maanden toegenomen. Bronnen deelden mee dat de politie de poort voor 36 kolonisten die de moskee binnenvielen en die zich in vier groepen hadden verdeeld, geopend had, wat met de arrestatie van de bewaker gemakkelijker werd gemaakt.
Recent arresteerde de Israëlische politie Muntaha Amara de nicht van Sheik Raed Sala, die aan het hoofd staat van de Islamitische Beweging in Israël terwijl zij binnen het edele heiligdom van Al-Aqsa voor de Al Rahma-poort in gebed was. Zij werd omringd door politiefunctionarissen en begonnen terwijl zij bad, met haar te spreken. Voordat zij haar gebed verstoorden en haar arresteerden, zei zij indringend, “We zullen ons nooit [in onderwerping] neerbuigen. Al-Aqsa is van ons.” 15 jaar nadat de Israëlische autoriteiten die gesloten hadden, heropenden Palestijnse aanbidders eerder dit jaar de Al-Rahma-poort. Bijna elke dag wanneer zij de Al-Aqsa-moskee binnenvallen, passeren Israëlische kolonisten en ambtenaren door de Al-Rahma-poort.” imemc.org/article/yehuda-glick-performs-talmudic-rituals-at-al-aqsa-mosque/
Christenen in Jeruzalem: Doelwit van door Jeruzalemmers Gedumpt Afval, Bespuwing door “Zelfs Vrouwen en Kinderen” & Ingelsagen Kerkramen.
Op 22 oktober 2004 kwam het nieuws via de in New York gevestigde Joodse krant, de Forward, mogelijk voor het eerst, naar buiten: Christenen in Jeruzalem zijn vaak het doelwit van afval wat door de inwoners van Jeruzalem over hen wordt gedumpt. Ook worden zij door hen bespuwd waarbij “zelfs vrouwen en kinderen” aan deelnemen. Verder worden er van tijd tot tijd de kerkramen ingeslagen. De genoemde revisionist, Michael Hoffman, had hier destijds aandacht aan besteed. Deze “anti-Christian hate crimes” zoals hij ze noemt, waren er toen al tientallen jaren aan de gang en het waren Joodse Talmudische studenten en Joodse inwoners van Jeruzalem samen met de genoemde “vrouwen en kinderen”, die hier deel aan hadden genomen. revisionisthistory.org/talmud1.html
De Evangelische Omroep “Sterren van Bethlehem”, “Bekende Nederlander” Wouke van Scherrenburg over “Nare mannen”, “Verbeten Koppen”, een Zeer Boze Israëlische Politiebeambte op “Sjabbat.” & de Klaagmuur als “Haatmuur.”
Het zal ergens in 2014 of begin 2015 zijn geweest. In die tijd had de Evangelische Omroep (EO), een programma gemaakt over enkele Bekende Nederlanders (BN’ers), die toen in Israël waren. Over wát er tijdens het verblijf van deze corfeeën in Israël was voorgevallen, schijnt later enige onrust en commotie te zijn ontstaan. En het was de columnist, Ruben Ridderhof, voor de organisatie, “Christenen voor Israël, die hier in maart 2015 in de gelijknamige krant een boze column aan had gewijd. Hij schreef toen het volgende:
“Nee, nee, nee. Natuurlijk kun je de makers van het EO-programma Sterren van Bethlehem geen antisemitisme verwijten. Stel je voor! Maar waarom wordt dit programma dan aangehaald tijdens een Holocaustherdenking in Apeldoorn? Laten we het houden op een héél héél groot gebrek aan fijngevoeligheid. Wat is het geval? De EO stuurt een groepje BN’ers (‘gewone Nederlanders’ trekken geen kijkcijfers meer) naar Israël. Lekker persoonlijke televisie. In Jeruzalem bezoeken ze de Klaagmuur. Op Sjabbat. Waar geen enkele programmamaker zal overwegen om zomaar op zondag een kerk of op vrijdag een moskee binnen te wandelen, hebben de programmamakers er geen moeite mee om op Sjabbat (op veilige afstand) te filmen op de voor Joden heiligste plek op aarde.
Een dramatische voice-over met dito achtergrondmuziek kondigt plotseling aan hoe de ‘sterren van Bethlehem mogelijk foto’s wilden maken, maar worden aangesproken door een boze Joodse politieagent. De BN’ers reageren: “Dit is dus de redan waarom het nooit goed komt.” “Echte grote agressie”, “Dus je mag niet werken op Sjabbat maar wel haten.” En als klap op de vuurpijl: “Haatmuur.”
In een halve minuut wordt één boze Jood prototype voor het mislukken van het vredesproces en het kwaadaardige religieuze Jodendom. Kort daarna doet journaliste Wouke van Scherrenburg er een schepje bovenop: “Ik heb de orthodox geklede mensen gezien en ik heb niet één lachend gezicht gezien (…) Ze lopen in een tunnel met verbeten koppen voor zich uit en ik dacht echt: wat een nare mensen!” Kort daarna spreekt ze met cabaretier Roué Verveer over Jezus in Jeruzalem: “Maar diezelfde menigte kotst hem een paar dagen later uit (…) weg d’r mee, aan een kruis (…) Wat vindt je daarvan (…) Is dat ook dat fanatisme wat we zagen?” Hierop anwoordt Verveer: “Ik denk het….”
Op 21 januari van dit jaar werd de wegvoering van 1300 weerloze Joden uit het Israëlitisch Krankzinnigengesticht het Apeldoornsche Bosch herdacht. Tijdens de herdenking haalt voorzitter Tom Fürstenberg deze EO-uitzending aan als voorbeeld van hoe de antisemitische aanklacht dat de Joden Jezus hebben vermoord in deze tijd weer lijkt aan te zwellen. Heeft hij ongelijk? Amper zeventig jaar na de Holocaust heeft ‘dé christelijke omroep van Nederand’ er geen problemen mee om zijn kijkers bloot te stellen aan uitspraken zoals hierboven. Natuurlijk hebben we de vervangingsleer verworpen. Natuurlijk zijn we niet antisemitisch. Natuurlijk houden we van het Joodse volk. Joden hebben van christenen niets meer te vrezen, tóch?
EO, EO…(zucht)” christenenvoorisrael.nl/_documenten/israelaktueel279.pdf
Wel, beste Ruben,dat is wel een boze brandbrief van een column die je destijds geschreven hebt. Maar ónze visie op dit gebeuren is echter geheel tegengesteld met die van jou; want wij denken met een aan werkelijkheid grenzende waarschijnlijkheid dat de EO (en dit geheel onbewust, ongewild en onvermoed) die BN, ers een klein glimpje van de harde realiteit in Israël achter de doorgaans schoonklinkende en rozegeurige verhalen over dit land heeft laten zien! En datgene wat die BN’ ers er hebben ervaren, verbleekt zelfs nog bij wat de Christenen in Jeruzalem en Moslims en de Al-Aqsa-moskee er nu al jaren mee te kampen hebben zoals we boven hebben aangetoond! En die uitspraken van met name Wouke van Scherrenburg, zouden die niet een heenwijzing zijn naar wat we er in het Nieuwe Testament over lezen? Dat het fanatisme waarmee zij en haar collega’s werden geconfronteerd, hetzelfde fanatisme was waarmee Jezus in Zijn tijd aan het kruis werd gebracht? En die Joodse politieagent die zich woedend had gemaakt omdat de “Sjabbat” geschonden dreigde te worden omdat de BN’ers er (op veilige afstand) filmopnamen wilden maken van de Klaagmuur? Dat wat zij met die agent hadden meegemaakt, verbleekt bij de behandeling die Jezus destijds kreeg omdat Hij de “Sjabbat” herhaaldelijk geschonden zou hebben omdat Hij op dergelijke dagen enkele mensen die ziek waren, genas. Lees bijvoorbeeld eens de geschiedenis over een man die een verschrompelde hand had:
“En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en er was daar iemand die een verschrompelde had had. En ze letten scherp op Hem om te zien of Hij hem op de sabbat genezen zou, opdat zij Hem zouden kunnen beschuldigen. En Hij zei tegen de man die de verschrompelde hand had: Sta op en ga in het midden staan. En Hij zei tegen hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden? En zij zwegen. En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere. En toen de Farizeeën weggegaan waren, beraadslaagden zij meteen met de Herodianen tegen Hem hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.” (Markus 3:1-6)
Dat Jezus de Farizeeën en de overige Joodse aanwezigen vroeg of het op dagen waarop de sabbat onderhouden werd, het toegestaan was “een mens te behouden of te doden”, is in het geheel niet vreemd: De Farizeeën hechtten zo een belang aan dergelijke dagen dat die zelfs in staat waren, iemand die op een dergelijke dag in nood bevond, hem/haar liever zagen sterven dan dat zij er hiermee de sabbat zouden “ontheiligen” door zo iemand te helpen! Een dergelijk gedrag zagen de BN’ers bij die fanatieke Joodse agent (zij het dan dat er hierbij geen gevaar voor wie dan ook aanwezig was; zij wilden immers slechts foto’s van de Klaagmuur maken). Nu weten we natuurlijk niet wat die agent verder over die BN’ers gedacht zou kunnen hebben. Maar zou het misschien mogelijk zijn dat die over hen dezélfde gedachten gekoesterd zou kunnen hebben als de Farizeeërs die over Jezus hadden, daar zij na vertrokken te zijn, meteen overleg met de Herodianen (dienaren van de Edomitische Jood, Herodes), overleg voerden om Hem op een of andere wijze te kunnen vermoorden? Misschien niet misschien wel, wie zal het zeggen?
In het Evangelie naar Lukas lezen we het volgende over de genezing van een vrouw die na achttien jaar lang ziek te zijn geweest, door Jezus genezen werd:
“En Hij gaf onderwijs op de sabbat in één van de synagogen. En zie, er was een vrouw die achttien jaar lang een geest had die haar ziek maakte en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten. En toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich en zei tegen haar: Vrouw, u bent verlost van uw ziekte. En Hij legde de handen op haar en zij werd onmiddellijk weer opgericht en verheerlijkte God. En het hoofd van de synagoge, die verontwaardigd was dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zei tegen de menigte: Er zijn zes dagen waarop men moet werken. Kom dan daarop en laat u genezen, maar niet op de dag van de sabbat. De Heere dan antwoordde hem en zei: Huichelaar, maakt niet ieder van u op de sabbat zijn os of ezel van de voederbak los en leidt hem weg om hem te laten drinken? En moest dan deze vrouw, die een dochter van Abraham is en die de satan, zie, nu achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de dag van de sabbat? En toen Hij dit zei, stonden al Zijn tegenstanders beschaamd en de hele menigte was blij om alle heerlijke dingen die door Hem gebeurden.” (Lukas 13:10-17)
Ook op de dag van de sabbat deden mensen dát wat door de Farizeeërs als “werken” werd bestempeld: ook op die dag verzorgden zij er hun dieren zoals de genoemde os en ezel. Mocht Jezus dan die vrouw die tot dan toe voor achttien jaar ziek was geweest, niet genezen? Het is dan ook niet voor niets dat Hij het hoofd van de synagoge een “Huichelaar” noemde. Maar tegelijkertijd maakten de Farizeeën zich er druk om, toen zij zagen dat de discipelen van Jezus aren aan het plukken waren:
“In die tijd ging Jezus op een sabbat door de korenvelden, en Zijn discipelen hadden honger en begonnen aren te plukken en te eten. Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Hem: Zie, Uw discipelen doen iets wat niet geoorloofd is te doen op de sabbat. Maar Hij zei tegen hen: Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnengegaan is en de toonbroden gegeven heeft, die hij niet mocht eten, evenmin als zij die bij hem waren, maar alleen de priesters? Of hebt u niet gelezen in de Wet dat de priesters op de sabbatdagen de sabbat ontheiligen in de tempel” (door er de met de diensten gerelateerde werkzaamheden te verrichten), “en toch onschuldig zijn? Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben. Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.” (Mattheüs 12:1-8)
Dat Jezus hier zei dat God liever barmhartigheid (het helpen van de naast ook op de sabbat), zag dan dat Hij “offer” (het houden van de sabbat ten koste van de nood van die naaste), wilde, duidt wel aan hoe slecht het met de menslievendheid bij de Farizeeën was gesteld. Maar later verslechterde dit al slechte geestelijke klimaat er nog meer zoals Peter Edel schrijft:
“Volgens de Talmoed is het op de dag van de Sabbat verboden voor joden om niet-joden te helpen; ook als de niet-jood in kwestie zich in grote nood mocht bevinden. Joden mogen op deze dag alleen andere joden helpen. Buiten de Sabbat gelden eveneens restricties als het om helpen van niet-joden gaat. Ook dan mag men een niet-jood niet zonder meer bijstaan in geval van nood. Maar deze regels gelden alleen als joden de absolute macht in handen hebben. In een andere situatie, of wanneer er sprake is van een negatieve uitwerking op de joodse gemeenschap, gelden er weer andere regels. Een goj moet dan zelfs tijdens de Sabbat uit een noodlottige situatie worden gered. Het ligt voor de hand dat deze clausule in het verleden een belangrijke rol heeft gespeeld in de relaties tussen joden en niet-joden. Zeker wanneer joden zich bedreigd voelden en dat is nogal eens het geval geweest. Maar ook als een niet-jood volgens de wetten uit de Talmoed wel hulp van een jood mag ontvangen, gelden er beperkingen. Eén voorschrift luidt bijvoorbeeld dat een jood betaling moet eisen voor het helpen van een niet-jood. Anders zou de schijn van liefdadigheid kunnen ontstaan, wat niet de bedoeling is. Echt gemeende liefdadigheid tegenover niet-Joden is in de wetten van het klassieke judaïsme een schaars goed. Een universele vorm van humanisme, waar veel andere religies zich op beroepen, is de wetgeving van het klassieke judaïsme dan ook zo goed als vreemd. De interpretatie van bijbelse geboden sluit hier nauw bij aan. De beroemde woorden uit Leviticus (19:18) ‘gij zult uw naaste liefhebben als uzelven’, waren volgens de Middeleeuwse rabbijnen alleen van toepassing op joden onderling. Voor niet-joden ging dit gebod niet op, omdat een niet-jood naar hun mening nooit een naaste kon zijn. Als het Oude Testament het over ‘naasten’ heeft, interpreteerden de rabbijnen achter de Talmoed dit altijd als ‘joden.’ Ook over het achtste gebod ‘gij zult niet stelen’ had het klassieke judaïsme een afwijkende mening. Dit gebod heeft hier vooral betrekking op het ontvoeren van een jood, wat in de wetgeving van de Talmoed als een zwaar vergrijp te boek staat. Het ontvoeren van een niet-jood is volgens dit geschrift niet strafbaar. Wanneer een jood een andere jood vermoordt is hij zonder meer strafbaar. Wanneer hij een niet-jood vermoordt begaat hij een zonde, maar een rechter kan hem daarvoor niet veroordelen, dat kan God alleen. Als een jood indirecht verantwoordelijk is voor de dood van een niet-jood (zoals bij dood door schuld) wordt dit ook door Jehova vergeven. En zo zijn er nog vele andere punten waar de wetten uit het klassieke judaïsme eenn onderscheid maken tussen joden en niet-joden.” (Peter Edel in, “De schaduw van de ster. Zionisme en antizionisme” (EPO) 2002, bladzijden 33-34)
Met nadruk moet hier worden gezegd dat Edel het hier heeft over het zionisme dus niet over de Joden in het algemeen. Er zijn immers ook antizionistische Joden zoals professor Norman Finkelstein, Ilan Pappe en anderen die de misdaden van Israël vaker dan eens aan de kaak hebben gesteld. Aan de andere kant echter, vinden we de opvatting van de Middeleeuwse rabbijnen namelijk dat een niet-jood niet hun “naaste” kon zijn, weer terug bij de wetgeleerde die aan Jezus de vraag stelde, “Wie is mijn naaste?” (Lukas 10:29) Waarna Jezus met Zijn parabel over “de Barmhartige Samaritaan” begon; kennelijk wist Hij maar al te goed dat de Joden in die tijd met verachting op de Samaritanen neerkeken inclusief die wetgeleerde! En daarom gaf Hij aan die geleerde een goede les af. Vandaag de dag echter, zijn het de Palestijnen die er in Israël de “Nieuwe Samaritanen” zijn …
Breaking News: Het Internationaal Strafhof (ICC) Kondigt Vooronderzoek (Mogelijke) Misdaden Israël Aan.
Twee dagen geleden (20 december j.l.) kwam het nieuws naar buiten: De Hoofdaanklager van het Internationaal Gerechtshof (International Criminal Court), Fatou Bensouda, had aangekondigd dat er een vooronderzoek zal komen naar (mogelijke) oorlogsmisdaden van Israël:
“Ik ben tevreden dat er een redelijke basis is om in overeenstemming met Artikel 53 (1) van het Statuut, voort te gaan met een onderzoek naar de situatie in Palestina, In het kort: Ik ben tevreden” (dat het nu bewezen zou kunnen zijn dan wel bewezen kan worden), “dat er (i) oorlogsmisdaden gepleegd zijn of worden gepleegd op de West-Oever inclusief Oost-Jeruzalem en de Gazastrook. (“Gaza”) En dat “(ii) eventuele gevallen die uit deze situatie voortkomen, aannemelijk kunnen zijn; en (iii) dat er geen substantiële redenen zijn om aan te nemen dat een onderzoek de belangen van de gerechtigheid niet zou dienen.” icc.cpi.int/Pages/item.aspx?name=20191220-otp-statement-palestine
Dit is een moedig en gedurfd besluit van Bensouda. De vraag is echter of zij er ook in staat zal zijn haar besluit ook uit te voeren. Ongetwijfeld zal er enorme druk op haar worden uigeoefend door Israël zelf en de machtige Joodse lobby die het niet alleen in Amerika maar tevens in Europa (en andere delen van de wereld) voor het zeggen heeft. Mocht zij ook onder deze grote pressie de rug rechthouden (wat we uiteraard van harte hopen), dan zou het misschien voor de eerste maal zijn dat een mondiale organisatie (in dit geval dus het ICC) in staat zal zijn dát te bewijzen en naar buiten te brengen, wat we nu onder de hand allemáál al weten, de vele oorlogsmisdaden van Israël tegen de Palestijnen. Rest ons nog om hier te verwijzen naar de nieuwste uitzending van TruNews waarin Rick Wiles er met zijn medewerkers aandacht aan de beslissing van Bensouda en de zionistische terreurstaat geschonken hebben: https://www.trunews.com/stream/palestinian-justice-icc-opens-war-crime-investigation-israel
Ton Nuiten – Zondag 22 December 2019.